De teelt van tabak
Tabak wordt op grote plantages geteeld. Na het zaaien duurt het
groeiproces ongeveer 5 maanden. Tijdens de groei worden alle
planten regelmatig gecontroleerd, de bodem wordt luchtig omgewoeld, het onkruid wordt bestreden en de aarde wordt met zorg
rondom de stengel opgehoopt. Als de tijd daarvoor is aangebroken
worden de bloemen uitgesneden om al het voedsel aan de bladeren
ten goede te laten komen. Zodra de bladeren "rijp" zijn, worden
ze geplukt. Men plukt niet alle bladeren tegelijk, maar de oogst
geschiedt door telkens de rijpe bladeren van beneden naar boven
in verscheidene partijen te oogsten. Het onderste blad wordt
zandblad genoemd, gevolgd door 1e voetblad, 2e voetblad, 3e
voetblad en topblad. Het zandblad is zeer dun en heeft een fijne
nerfstructuur. Het is daardoor het beste, mooiste en ook duurste
dekblad.
Drogen en fermenteren
Na de oogst worden de bladeren gedroogd. Daartoe worden ze aan
dunne draden geregen en in de droogschuren opgehangen. Door het
drogen wordt niet alleen water aan het blad onttrokken, waardoor
het ongeveer 85% van zijn oorspronkelijk gewicht verliest, maar
er treden ook chemische veranderingen op, die als een voorfase
van fermenteren beschouwd kunnen worden. Alvorens het blad door
de industrie kan worden verwerkt, dient het namelijk te fermenteren. Daartoe worden de bladeren gebundeld en op hopen gelegd.
Hierdoor ontwikkeld zich een soort broei, zoals ook wel eens bij
hooi voorkomt. Zodra het binnenste deel van de hoop tabaksbladeren een bepaalde temperatuur heeft bereikt, wordt de stapel uit
elkaar gehaald en tot een nieuwe gevormd, waarbij men ervoor
zorgt, dat de bundels die binnenin hebben gelegen nu buiten komen
en omgekeerd. Hetzelfde geschiedt nog verscheidene malen tot alle
bundels goed gefermenteerd zijn. Evenals elke andere behandeling
die tabak ondergaat, is het fermenteren een uiterst nauwkeurig
werkje, dat grote ervaring en vakkennis vereist. Het fermenteren
is een soort gistingsproces, waarbij ongewenste stoffen, in het
bijzonder eiwit, afgebroken worden. Ook het suikergehalte wordt
lager, waardoor tabak voor sigaren een droge (= niet zoete) smaak
krijgt. Dit in tegenstelling tot tabak voor sigaretten, welke
over het algemeen door een andere fermentatiemethode wat zoeter
van smaak wordt. Bovendien worden de geur en het aroma van de
tabak ontwikkeld, terwijl ook de kleur van de bladeren door het
fermenteren gelijkmatiger wordt. Na het fermenteren worden de
bladeren gesorteerd op o.a. kleur, lengte en gaafheid. Eerst nu
kan de tabak in balen worden verpakt en naar Europa worden verscheept voor verwerking tot de uiteindelijke bestemming: de
sigaar.
Tabaksmarkten: Amsterdam wordt Bremen
Amsterdam is van oudsher een belangrijke tabaksmarkt geweest.
Reeds in het begin van de 17e eeuw werd daar tabak aangevoerd,
voornamelijk uit Noord-Amerika. Daarnaast ontwikkelde ook in
Rotterdam deze handel zich reeds vroegtijdig. De bloei duurde tot
in het midden van de 18e eeuw om dan geleidelijk achteruit te
gaan en gedurende de Franse tijd, wegens gebrek aan aanvoer,
geheel te verdwijnen. Na de Franse tijd begonnen de Duitse steden
Bremen en Hamburg meer en meer de plaats van Amsterdam en Rotterdam als internationale tabaksmarkten in te nemen. Omstreeks het
midden van de vorige eeuw werd echter in Amsterdam voor het eerst
Java-tabak aangevoerd. Toen bovendien in 1864 ook nog Sumatra-tabak op de markt kwam, ging de ontwikkeling van de Amsterdamse
tabaksmarkt snel vooruit. Deze gunstige ontwikkeling duurde voort
tot 1940, toen door de Duitse inval eenzelfde situatie ontstond
als tijdens de Franse overheersing. Na de Tweede Wereldoorlog
kwam door de toestand in Indonesië de tabakshandel slechts langzaam op gang. Geleidelijk kwamen grotere partijen Java- en Suma-
tratabak aan de markt. Politieke verwikkelingen met Indonesië
waren er de oorzaak van, dat de Java- en Sumatra-tabakken niet
langer meer in Amsterdam, doch in Bremen worden geveild.
Het fabricageproces
Een sigaar is geheel opgebouwd uit de gefermenteerde bladeren van
de tabaksplant en bestaat uit drie componenten, te weten het
binnengoed, het omblad en het dekblad. De verschillende bewerkingen zijn hieronder in schema gebracht.
+----------------+ +-------------+ | Binnengoed: | | Omblad: | | losmaken | | losmaken | | invochten | | aanvochten | | strippen | | openhalen | | drogen | | strippen | | zand uitzeven | | plukken | | mengen | | opleggen | | | | | +-----------+ +--+ ++ +----------+ | | | | +-----+ +------+ +-+ +--------------------+ | wikkel of bosje: | | dekblad: | | persen, keren | | losmaken | +--------------+ +-+ | aanvochten | | | | openhalen | | | | strippen | | | | opleggen | | | | snijden van dekker | | | | (stansen) | | | +-+ +----------------+ | | | | +----+ +---------+ +-------+ | bosje opdekken | | sorteren of matteren | | drogen | | ringen, evt. cellofaneren| | verpakken | +--------------------------+
De vooral uit Cuba afkomstige "Longfillers" worden op een andere manier gemaakt. Deze bestaan slechts uit drie tot vier halve bladen, die in elkaar gerold worden en daarna worden opgedekt. Dit proces is niet te mechaniseren. Het is zuiver handwerk, dat zeer veel ervaring vraagt.
De Nederlandse sigaar is anders
De Nederlandse sigaar wordt in verschillende centra vervaardigd,
maar vooral in Brabant vindt men in veel plaatsen sigarenfabrieken, men name ten zuiden van Eindhoven: Valkenswaard, Eersel,
Duizel, Hapert, Bladel, Boxtel en Reusel. Ook in andere delen van
ons land zijn bepaalde centra aan te wijzen, waar de sigarenindustrie belangrijke vestigingen kent: aan de Zuid-Veluwezoom
(Veenendaal en Wageningen) en in Kampen.
Als men spreekt van de Nederlandse sigaar, dan heeft dat niet
zozeer betrekking op de werkmethode, als wel op de samenstelling.
De verwerkte tabakken komen hoofdzakelijk uit Brazilië, Cuba,
Java en Sumatra. Het karakter van de Nederlandse sigaar wordt
gekenmerkt door een melange van overzeese tabakssoorten, voorzien
van een mat, vaal getint dekblad van fijne structuur. Het aantal
tabakssoorten dat gebruikt wordt voor het binnengoed, bedraagt
meestal minstens 10 en kan soms wel oplopen tot 20 of meer. In
andere Europese sigarenproducerende landen voegt men nog wel eens
tabak van eigen bodem toe.
Het sigarebandje: multifunctioneel stukje papier
Het sigarebandje in zijn oervorm was een onbedrukte eenvoudige
papieren band, die om de sigaar werd gelegd teneinde beschadiging
van het dekblad tijdens het roken te voorkomen. Deze bandjes
werden het eerst gebruikt in Spanje tussen 1870 en 1880. In 1880
is de firma Schött in Reydt met bedrukte sigarenringen op de
markt gekomen. In Europa werd de ring aanvankelijk nog gebruikt
om beschadiging van het dekblad te voorkomen. In Amerika diende
de ring aanvankelijk om aan te geven tot hoever een sigaar met
behoud van goede smaak kon worden opgerookt. Blijkbaar werden in
die jaren in Amerika tabakken verwerkt die bij verbranding zoveel
teerprodukten afscheidden, dat het laatste gedeelte van een
sigaar ongenietbaar werd. Rond 1900 werd in Europa de ring louter
gebruikt ter verfraaiing van de verpakking. Nadien krijgt de ring
zeer langzaam de functie van merkaanduider. Thans worden de
meeste Nederlandse sigaren zonder ring verkocht.
Aansprakelijkheid en Copyright
Thuis Zoek
Mail